De meeste wateren voldoen niet aan de gewenste biologische kwaliteit (volgens de KRW-beoordeling); in veel wateren is de biodiversiteit te laag. Het gaat wel steeds beter met de biodiversiteit in ons water.
Meten biodiversiteit
Het aantal vissen en andere dieren en planten is de laatste jaren steeds meer toegenomen. Dit betekent dat de kwaliteit van het water beter wordt. Hoe meer vissen, des te hoger de kwaliteit van het water. Om de biodiversiteit te meten, maken we onderscheid tussen 4 soorten leven in het water:
- Vissen
- Algen
- Waterplanten
- Macrofauna (met het blote oog zichtbare ongewervelde dieren, zoals watertorren, bloedzuigers en libellenlarven)
De biologische waterkwaliteit verbetert maar langzaam. Uit onderzoek van de kwaliteit van macrofauna en waterplanten blijkt dat in de laatste 20 jaar de kwaliteit gemiddeld 5 procentpunt is verbeterd. Op de website van Compendium voor de Leefomgeving vindt u de resultaten van onderzoek naar waterkwaliteit. De resultaten zijn van 2015. In 2021 verschijnt een nieuw rapport met de actuele stand van zaken.